Vogels. Ze overbruggen grote afstanden, gaan waar wij niet
kunnen gaan, althans niet op die vrije manier. Ze overwinteren in warmere
oorden en komen in het voorjaar terug om onze tuinen op te fleuren.
Maar niet alle vogels! Koolmeesjes bijvoorbeeld overwinteren
gewoon in eigen land.
Al vroeg in november bieden supermarkten, dierenwinkels en
tuincentra een grote variatie aan van het zogenaamde ‘bijvoer’. We slaan voor
enkele euro’s vetbollen en pindanetjes
in. En daar zijn wij dan weer vrij in.
We binden die koolmeesjes, roodborstjes aan ons huis, onze
tuin. Onder het mom van ‘het is koud en ze hebben minder te eten’ lokken we
deze diertjes . Wij nemen hun vrijheid als het ware een beetje over en worden
daar blij van. Immers we zorgen goed voor hen. In onze buurt woont een oudere
dame, lichtelijk gehandicapt beperkt in haar bewegingsvrijheid, begint in september al met haar vetbollen uit te
zetten in haar zichtlijnen. In de ochtend zit ze in de voorkamer en kijkt ze
naar de meesjes, in de middag bewondert ze de koolmeesjes in haar serre.
Beperkt in haar bewegingsvrijheid lokt ze de vogelvrijheid naar haar tuin.
Maar daar kijkt ook nog iemand anders mee. Onze kat. Eerst
nog verbaasd hoe makkelijk de prooien worden gepresenteerd, ze hangen immers geconcentreerd
aan al die objecten met vetbolletjes, accepteert de kat al snel het gebodene.
Niet langer moeite doen voor een prooi maar nu de vrijheid
worden geboden om alleen maar uit te halen, één beweging te maken en pats
een koolmees te pakken. De frequentie van het vogels vangen neemt daardoor
enorm toe. Ieder dag worden prooien vanuit dezelfde richting door onze kat het
huis binnengebracht.
De dame in de buurt blijft vetbollen kopen, de aanvoer voor
de kat is ongekend. Op een dag, diep in november is het mistig, de bladeren
glimmen en het is geen weer om nou even lekker buiten te zijn. De dame uit de
buurt wil echter nog even meer vetbollen gaan ophangen. Zij is inmiddels
verslaafd aan de controle van ‘ophangen, vogels komen, ik kijk en geniet’.
De kat ziet dit allemaal gebeuren en wacht totdat de
vetbollen mooi opgelijnd hangen voor de volgende serie koolmeesjes. En dan gaat
er iets mis. De dame uit de buurt glijdt
uit terwijl ze de laatste vetbol hangt aan de bovenste tak. Maar… ze kan niet
meer overeind komen.
Ze begint te roepen. Ze roept: ‘help!’ terwijl ze in haar
tuin op de vochtige grond ligt. Ik kom toevallig met de fiets thuis en denk
spelende kinderen te horen in een van de omringende tuinen. Ik luister even, en
wil net het huis in gaan als opeens onze kat met een dikke staart en wijd
opengesperde ogen naar me toe loopt. ‘Wat is er aan de hand?’ vraag ik me af,
dus loop verder de tuin in.
Dan hoor ik het: ‘help, help!’ ja dat lijkt wel de dame uit
de buurt. Ik ga op het geluid af. En daar ligt ze op de grond, op haar terras
onder de bomen waar wel 50 afgekloven vetbollen, pindanetjes hangen. Ze is
uitgegleden terwijl ze nog meer vogelvoer aan het ophangen was. Ze kan vanwege
haar handicap niet overeind komen. Gekortwiekt. Ik help haar terug in het huis
te gaan. Dit alles gadegeslagen door onze kat. Want ze kan natuurlijk zich
helemaal niet permitteren dat haar provider van al die prooien ten onder gaat.
De kat en ik zijn allebei redder. Zij door zichzelf via mij,
en ik van de buurvrouw en de dagelijkse aanvoer van vogels voor de kat.
Reacties