Doorgaan naar hoofdcontent

Zelfredzaam

 


Opgroeiende in de jaren 70 ontwikkelde ik mijzelf in de richting van zelfredzaamheid. In de opbouwjaren na de 2e wereldoorlog werden wij als jeugd in Nederland geconfronteerd met de harde werkers om ons heen en de familieleden met hun verhalen over de 2e wereldoorlog en de wederopbouw. Voor zeuren, klagen of een vorm van contemplatie was geen plaats. Hard werken was geboden, immers de generatie die ons opvoedde had de oorlog meegemaakt, had geleden en kende een arbeidsethos vanuit het harde bestaan. 

Als jong meisje leerde ik dat meehelpen op alle fronten geboden was. Iedereen deed wat hij kon en dan nog iets meer. De school en de leerstof stonden hierin niet centraal, wel moest je natuurlijk een diploma halen maar welk diploma en of dit bij je persoonlijkheid hoorde, daar werd niet over gesproken. 

Het was een tijd van hard werken maar ook van elkaar opzoeken, verhalen uitwisselen om zo het bestaan vorm te geven. De oudere generatie bepaalde de mores voor de jongere generatie, zo bepaalden grootouders wat hun kinderen en vervolgens hun kleinkinderen wel of niet deden. 

De hiërarchie was in mijn ogen vreemd. Ik moest naar mijn ouders luisteren, maar op zondag luisterden mijn ouders gedwee naar mijn grootouders. Natuurlijk waren er discussies maar uiteindelijk zette de generatie van mijn grootouders de toon. Als jong meisje had ik dus een vader waar ik naar opkeek en dan op zondag, transformeerde hij ook in een kind als we op bezoek gingen bij zijn ouders. 

Een groot voordeel van deze situatie was dat als ik iets van mijn ouders gedaan wilde krijgen, ik mij richtte tot een van mijn grootouders en het wonder voltrok zich daarna vanzelf. Dit deed ik niet op een directe manier  maar door kleine diensten aan mijn grootouders te verlenen. Tijdens zo’n 'karweitje’, dat ik met grote toewijding uitvoerde, liet ik dan vallen dat ik iets wilde, dat datgene redelijk was en de hiërarchie deed de rest. De karweitjes varieerden van helpen met timmeren, specie mengen, sokken stoppen, tuinieren, opruimen, schoonmaken tot ‘wassen en watergolven’.

Vandaag had ik een enorme flashback bij de kapper. In het jonge kappertje in opleiding die mijn haren waste en föhnde herkende ik het jonge helpertje in mijzelf.

Dit laatste moet ik u uitleggen en verklaart de flashback. De oma’s gingen 1 keer in de week naar de kapper. Daar werd hun haar gewassen, in de krulspelden gezet en werden de oma’s met een tijdschrift onder de droogkap gezet. Dat was dan overigens voor het nijvere volkje het enige moment dat ze echt op hun krent zaten. Aan het einde van het ritueel werden de haren getoupeerd met een puntkam en daarna glad gedrapeerd en volgespoten ter fixatie met Elnett Hairspray.

Omdat ik als helpertje al vele ambachten aan het leren was, dacht ik ‘hoe moeilijk kan dat wassen en watergolven zijn?’ dus bood ik mij ook aan als tussendoor kapper. De oma’s hadden zelf krulspelden en een droogkap en maakten graag gebruik van mijn diensten. Dus de haren werden gewassen, de oma’s zaten op een stoel voor de wasbak, handdoek om de schouders, hoofd achterover, kraanwater (koud) deed de rest.

Tijdens dit surrogaat- kapper karweitje vond ook de bekende kappers conversatie plaats. Ik genoot van alle verhalen en af en toe vertelde ik er zelf ook eentje, uiteraard bescheiden want kapper/kleinkind. Door dit karweitje werd mijn handigheid vergroot. Ik heb er heel veel plezier van gehad, toen en nu nog steeds. 

Want, in de verhalen ligt de verbinding, door te luisteren en de aandacht te geven kom je natuurlijk veel te weten maar kan jezelf ook sores delen die dan vervolgens door de hiërarchie van zelf werden opgeheven. 

Ook toen er aan mijn familie een schoonfamilie werd toegevoegd, u raadt het al, ging ik regelmatig het haar van mijn schoonmoeder wassen en watergolven. Het karweitje breidde ik uit naar make-up en kledingadvies. Ik hoef u niet te vertellen dat weliswaar de hiërarchie niet alle problemen meer oploste in de modernere tijd, maar wel sneller een band tot stand bracht tussen mij en mijn schoonmoeder. 

Reacties

Populaire posts van deze blog

  Als de schuurdeuren op zondag open gaan…   Op het platteland wonen betekent ruimte, rust en regelmaat. Alles gaat zijn gang, de boer ploegt, de dominee dartelt rond op huisbezoek en de notaris noteert wat dagelijkse beslommeringen zodat de mensen zich geen zorgen hoeven te maken. Maar als de zes dagen van werken, eten en slapen gedaan zijn dan gebeurt er iets van andere orde. Op de zevende dag vindt er een gedaanteverwisseling plaats. De mensen trekken een ander kostuum aan, lopen naar hun schuren, garages en andere bouwsels en gooien de boel open. Achter die deuren staan paarden of paardenkrachten te wachten op hun bevrijding om zo de eigenaren te bevrijden. In het openzwaaien van die deuren voltrekt zich een grote opluchting, een zucht naar vrijheid een verlangen naar snelheid, herrie en onvoorspelbaarheid.   Een verborgen rijkdom brult en hinnikt en de eigenaren vertonen een brede lach,   zij kiezen een pad waar ze de rest van de week voor werken en naar verlangen. O

Funky Nassau

Een Blog over een cadeautje aan jezelf. Dansen! Sinds 6 jaar dans ik twee keer per week bij Bruce Dance Factory in Eindhoven. En dat is goed voor de conditie, de ontspanning, de energie en levenslust. maar vooral: dat gevoel!!   Het gevoel dat je krijgt als je regelmatig danst bij Bruce Dance Factory (BDF) laat zich misschien wel het beste beschrijven als   ´ Funky Nassau ’. Open deze link terwijl je verder leest.  https://www.youtube.com/watch?v=XOann4GOpm8   Vandaag had ik een gesprek met de oprichter en eigenaar van BDF, Bruce Yanez, na de maandagochtend dance work out. De aanleiding was een uitdagende choreografie,  waar zowel Bruce als wij helemaal in op gingen, daar spraken we na de les verder over. ‘Welke inspiratie zagen wij vanochtend Bruce?’ ‘Voor de les dacht ik even heel sterk aan mijn moeder’ vertelde Bruce, ‘en als vanzelf had ik de choreografie voor de les gebaseerd op haar’. ’Hoe zit dat dan Bruce was je moeder danslerares?’ Ha, ha,

Moederdag en nacht

's Avonds laat, net voor het slapen gaan wil ik nog even contact hebben met mijn moeder. Daarom loop ik dan even naar buiten. Dan kijk ik naar de sterrenhemel. Ik kijk omhoog en vraag: ’zie je me?’ en ik geloof dan dat ze daar aan de bar zit met mijn vader. In de sfeer van de vijftiger jaren, met een cocktail in de hand. Ze is gelukkig. Onbezorgd. Het is een andere dimensie die ik kan aanraken als ik naar de sterrenhemel kijk. Terwijl ik hier gewoon op aarde mijn leven leid, ben ik verbonden met iets daarbuiten. De tijdloze verbondenheid met mijn moeder vertaalt zich in de sterren aan de hemel. Dat zal misschien wel de bedoeling zijn van de sterren. Want immers als je ze ziet zijn ze al lang gestorven. Op dat moment, als ik naar buiten loop stel ik mij in contact met de oneindigheid en bestaat er geen tijd meer. Van moeder op dochter en daarna. Want een moeder geeft de tijd aan haar dochter, en de dochter geeft weer de tijd aan haar dochter. Het is een eindeloze verbintenis